Kunst of kennis?

Een leerkracht komt de teamkamer binnen en verzucht: "Leuk, hoor, bezig zijn met Rembrandt van Rijn en vertellen over een begrip als 'schutterij', maar dit hele kunstproject duurt wel wat lang. 'Schutterij' staat mooi niet in de Citotoets! Ik moet nog mijn boek uit zien te krijgen dit jaar…"
Er ontspint zich een discussie tussen mij (als vertegenwoordigster van de Montessoristroom) en anderen die op een reguliere school werken. We komen elkaar nader als het gaat om de wil kunst als onderwerp te integreren in het dagelijks onderwijs (regulier: "we nemen dan bijv. met het oefenen van woorden hakken in stukken een woord als 'schilderij'"), maar we raken uit elkaar als het gaat om de mogelijkheid dit thema rustig op te bouwen en als vanzelf dood te laten bloeden, afhankelijk van de belangstelling van de kinderen, want dan komt hun noodzaak tot het afmaken van de methode in het gedrang, daar waar ik mijn totale onderwijs kan betrekken bij dit thema.

Zo maken wij van de klas een museum van de zelfgemaakte kunstwerken. Hierbij komen zaken als ruimtelijk inzicht van pas: hoe stel je werken tentoon, zodanig dat ze mooi hangen en staan? Maar ook wordt er gemeten: om een schilderij willen we mooie lijsten. We maken een kassa met nepgeld en willen onze kunstwerken laten bezichtigen tegen betaling van een toegangskaartje. Geschiedenis wordt er bij gehaald: de Gouden Eeuw , waarbij we kort even het verschil met de Middeleeuwen (religieuze kunst) aanhalen. Omdat we dan praten over ontdekkingsreizen, bekijken we de kaart van de wereld.
Er wordt tijdens het schilderen en timmeren (Rietveldstoeltjes) flink gediscussieerd over van alles en nog wat: kind R: "Weerlicht is geel, hoor." Kind L: "Nee, hoor, weerlicht is hartstikke blauw!" R: " ik heb er zelf in gestaan." L: " Uh, dat kan niet eens, dan ben je dood."
Ik grijp pas in, nadat R. bij mij komt om steun. Deze jongen zit nog niet zo lang bij mij op school en is nog kwetsbaar, want hij heeft zijn status nog niet echt verworven binnen de jongensgroep. Ik praat met alle kinderen over het hebben van een mening, een idee. Ik leg uit dat je altijd kunt proberen de ander daarvan te overtuigen met goede argumenten, maar dat het mogelijk moet zijn om allebei bij je eigen mening te blijven, als je echt denkt gelijk te hebben. Dat dat dan geaccepteerd moet worden door iedereen en dat niemand dan boos op de ander hoeft te zijn, maar dat je er misschien later nog eens over na moet denken.

Omdat er een kind regelmatig met taal moet bezig zijn, vraag ik hem een verhaal te maken bij een schilderij. Hij kan dit niet, zegt hij. Ik vraag hem: "Jij vond dit een mooi schilderij, weet ik nog. Kun je mij vertellen waarom?" Het kind vertelt direct met een bevlogenheid over wat hij er allemaal in ziet. Ik zeg: "Kijk, wat je mij nu vertelt, mag je opschrijven." En nu kan het kind aan de slag.

Als slotstuk van dit project gaan we nog naar een museum en moeten de binnenstad door. Ik praat dan over verkeersregels en oefen met hen het oversteken, het rekening houden met elkaar: opzij gaan op de stoep voor bijv. een ouder met kinderwagen. Onderweg wijs ik op de pas geleerde borden en tekens uit de verkeerskrant die we op school gemaakt hebben.
In het museum weten ze dat ze niet mogen rennen, omdat er kostbare spullen staan en hangen. Ze weten dat ze anderen kunnen storen als ze teveel geluid maken en ze kijken hun ogen uit.
Want… ze herkennen zoveel van wat er verteld is over dit alles in de klas!
Maar: of dit alles in de Citotoets staat? Ik heb geen idee en het houdt me totaal niet bezig!! Ik weet wel wat er in de kerndoelen staat en kan op deze manier waarmaken dat mijn onderwijs tegemoet komt aan de eis van deze maatschappij. Ik maak vooraf een planning van lessen die ik denk te gaan geven. Ik schrijf de lessen uit met doelstelling, lesinhoud (ja, ook begrippen, woorden als 'schutterij' misschien wel!) en mogelijke verwerkingen. Ik bereid mijn omgeving voor met boeken, opdrachten, plaatmateriaal zodanig dat kinderen zelf op onderzoek uit kunnen gaan. Ik luister en kijk naar de kinderen en schrijf bijzonderheden van hun gedrag op en leg zodoende per kind vast wat het geleerd heeft van al deze activiteiten.
Maar: ik wijk heel gemakkelijk af van mijn pad als de kinderen mij een andere kant opsturen. En dat geeft ruimte! Een ruimte die zoveel oplevert. De kinderen werken met een intensiteit en een gedrevenheid die ik niet ken als ik steeds van activiteit zou wisselen, omdat de methode daarom vraagt.